Roderik Bratianu

Vandaag in de bus: Een jongetje die uitstapt, even buiten zichzelf lijkt te treden, om vervolgens een wilde sprint te trekken dwars over het kruispunt.
Even later staan we voor de Berlagebrug die opengaat: enthousiast gezwaai van de mensen in de boot naar de persoon die ons laat wachten en saaie blikken van al het verkeer dat stil staat. Ondertussen raak ik verliefd op een meisje van hooguit 13 die met haar rode kinderfietsje in de rij is aangesloten en toevallig een klasgenootje in mijn bus ziet, precies tegenover me. Zonder enige vorm van gene begint een kort spelletje met vragen over een weer gesteld door lippraten en in de lucht schrijven. Tanden die net zo wit zijn als haar kousen tot aan haar knieen en haar haar net zo zwart als haar rokje doen me ergens aan denken, al weet ik niet waaraan. Aan de andere kant van de bus: Een jongen en een meisje die elkaar de tanden laten zien en zo hard lachen dat al het andere niet grappig meer is. Maar ik hoor het niet, mijn discman op niveau tien en hoewel alleen links het doet hoor ik de laatste tijd rechts ook muziek. Af en toe denk ik zelfs muziek te horen als mijn batterijen leeg zijn, en ik de oordopjes gebruik waar ze eigenlijk voor bedoeld zijn, maar dat zal de werkelijkheid zijn die ik bezig ben te manipuleren.

Even voel ik me vrij. In de bus 15, half op de berlagebrug, wachtend tot zwaaiende handjes voorbij varen en de film weer aangezet kan worden. Ik zie mijzelf uitstapen ergens op de Rooseveltaan, en hard tegen de 66 aanrennen die net de hoek om kwam. Maar dan weer, zie ik mijzelf, lopend naar huis, langs de pianooefeningen en dwarsfluitlessen, en voel ik het brandende verlangen haar op te bellen om te liegen dat ik haar terug wil met heel mijn hart.

Nog een paar passen lopen en ik ben thuis alwaar ik verwoede pogingen doe liefde te verklaren maar ik niet verder kom dan het smeren en opeten van een broodje auberginesalade.
Ik moet denken aan een citaat: Ik ben gisteren gestopt met zelfmoord plegen.
Ik zou er graag bij willen zetten: Morgen weer een nieuwe dag.
Dan mompel ik iets onverstaanbaars en onverklaarbaars in het bijzijn van niemand in mijn kamer in de Watergraafsmeer.

In mijn gedachten sta ik stil op de Berlagebrug, mezelf afvragend wanneer dat meisje weer voorbij komt en dan voel ik haar zo dichtbij me dat ik haar warmte kan voelen en haar onschuld kan proeven. Ik wil haar graag aanraken en vragen hoe oud ze werkelijkheid is…maar dan stopt mijn fantasie. Zwart. Keer op keer.

RB